De afgelopen jaren heeft digitalisering een ongekende impact gehad op onze samenleving. Van de doorbraak van AI tot de toenemende dreiging van cyberaanvallen en de groeiende kloof tussen digitale voorlopers en achterblijvers – technologie staat centraal in vrijwel alle maatschappelijke en bestuurlijke vraagstukken. Maar heeft de Rijksoverheid met de I-strategie 2021-2025 voldoende stappen gezet om zich hierop voor te bereiden? En belangrijker nog: wat moet er nu gebeuren in de resterende tijd?
In 2021 werd de I-strategie gelanceerd met de belofte om digitalisering een structurele plaats te geven in de Rijksoverheid. Het ging niet alleen om betere ICT-systemen, maar vooral om een cultuurverandering: digitale weerbaarheid, transparantie en data-gedreven besluitvorming moesten verankerd worden in beleid en uitvoering. De strategie erkende dat technologie een steeds grotere rol speelt in het vertrouwen van burgers in de overheid – en dat een falende informatiehuishouding direct kan leiden tot maatschappelijke onrust, zoals de toeslagenaffaire pijnlijk aantoonde.
Cyberaanvallen op overheden en bedrijven zijn in de afgelopen jaren geëxplodeerd. Ransomware, statelijke actoren en datalekken domineren regelmatig het nieuws. Hoewel de Rijksoverheid haar cybersecurity-aanpak heeft versterkt en organisaties als het NCSC en de AIVD een grotere rol spelen in de beveiliging van nationale infrastructuur, blijft de dreiging groot en de afhankelijkheid van externe partijen aanwezig. Kunnen we in het laatste jaar van deze strategie nog cruciale stappen zetten om onze digitale verdedigingslinie te versterken?
Het idee dat de overheid “informatievoorziening over informatievoorziening” moest verbeteren, klonk in 2021 als een technocratische noodzaak. In 2025 is het een democratische eis geworden. Burgers en media verwachten dat de overheid transparanter werkt, sneller reageert op Woo-verzoeken en dat data en algoritmen die overheidsbeslissingen beïnvloeden publiek inzichtelijk zijn. Er zijn stappen gezet, maar transparantie blijft vaak afhankelijk van politieke wil en bureaucratische structuren. Hoe kunnen we het komende jaar benutten om hier een blijvende verandering in te brengen?
We leven in een tijd waarin AI steeds meer werk uit handen neemt, maar ook waarin een groot deel van de bevolking moeite heeft met digitale systemen. De overheid heeft zich de afgelopen jaren gericht op inclusieve digitalisering, maar blijft worstelen met de spanning tussen innovatie en toegankelijkheid. De vraag is niet alleen of digitale loketten bestaan, maar of burgers er zonder hulp gebruik van kunnen maken. Er is nog een jaar te gaan: hoe zorgen we ervoor dat digitalisering geen nieuwe vorm van uitsluiting wordt?
Nederland heeft stappen gezet in het stimuleren van innovatie binnen de overheid, met experimenten rond AI, data-gedreven beleid en samenwerking met startups. Tegelijkertijd blijft de overheid afhankelijk van grote techbedrijven voor cloud-oplossingen en infrastructuur. Is het mogelijk om in de resterende tijd een strategie neer te zetten die de afhankelijkheid van Big Tech vermindert en investeert in digitale soevereiniteit?
De wereld is fundamenteel veranderd sinds 2021. De technologische ontwikkelingen gaan sneller dan wet- en regelgeving kunnen bijhouden, en de maatschappelijke verwachtingen rond digitalisering zijn scherper geworden. De overheid moet nu keuzes maken:
Met nog een jaar te gaan in deze strategie is er ruimte om bij te sturen, te versnellen en kritisch te kijken naar wat werkt en wat niet. Maar waar moeten de prioriteiten liggen? Welke doelen zijn nog haalbaar? En misschien wel de belangrijkste vraag: als we vooruitkijken, welke digitale toekomst willen we eigenlijk?